Dagelijks leven en ontspanning

De Egyptenaren woonden, werkten en aten op een andere manier dan ons. 

Werken op het land 
Elke keer als de Nijl overstroomde was er weer vruchtbare grond voor de Egyptenaren. Elk vruchtbare stukje grond werd gebruikt om gewassen te verbouwen. De boeren hadden hun huizen net buiten de overstroming. Elke dorpeling hielp mee aan de oogst in maart, ieder had zijn eigen taak.

Boeren gebruikten het vee om het land te bewerken.

De huizen

De arme mensen hadden rieten huizen met een verdieping. De meeste mensen stevigere huizen met meer dan 2 verdiepingen en met meerdere kamers. Omdat het zo heet was in Egypte, waren de ramen klein. De huizen waren daardoor koel, maar ook donker. Gezinnen brachten grote delen van hun vrije tijd door op het dak, waar luchtopeningen ervoor zorgden dat er een beetje wind was. Rijke mensen hadden huizen in de stad, maar ook villa’s op het platteland.
De meeste Egyptische steden zijn zonder overleg ontstaan rond tempels en paleizen. 

De stad was een soort doolhof met allerlei wegen en gangetjes.

De sieraden
De meeste beeldhouwers die mooie sieraden maakten werden niet geprijsd op hun kunst. De beeldhouwers werden meer gezien als ambachtslieden.
De Egyptische bevolking hield van glimmende spulletjes.
Massief gouden voorwerpen werden alleen gemaakt voor de farao’s en de tempels. De voorwerpen die niet voor de farao’s waren, werden bedekt met een laagje goud.


Kleding en mode

Meestal was het in Egypte zo heet dat de mensen zo weinig mogelijk kleren droegen. Kinderen droegen zelden kleren. Boeren, bedienden en danseressen werkten vaak bijna naakt. Mannen droegen een eenvoudige kilt van  grof linnen of wol. Vrouwen droegen lange, nauwsluitende hemdjurken van grof linnen of wol.

Rijke mensen droegen fijner linnen en maakten het mooier door er plooien in te leggen of door er een hele fijne mantel op te dragen.

Eten en drinken

Er was genoeg te eten voor de Egyptenaren, met dank aan de Nijl.

De Egyptenaren kenden 17 soorten bier en meer dan 50 soorten brood. Ook kenden ze pasteitjes en gebak zoals ons. Omdat er geen suiker was gebruikten de rijken honing als zoetstof, terwijl arme mensen dadels en vruchtensappen gebruikten.
De Egyptenaren hielden van groente met een sterke geur, want ze dachten dat die groenten goed waren voor de gezondheid.
De gewone mensen aten veel vis en af en toe pluimvee. De rijken aten rundvlees, wil en exotisch vlees.